We spraken met een spoorman over hoe de coronacrisis bij de NMBS werd aangepakt. Er was druk van het personeel nodig om de eerste beschermingsmaatregelen te nemen. Er was weinig verrassend veel vertraging op de bescherming van het personeel. En alle problemen zijn nog niet van de baan…
Hoe werd bij de NMBS gereageerd op de uitbraak van het coronavirus?
“Zoals in veel bedrijven werden we geconfronteerd met een schrijnend gebrek aan voorbereiding, wat leidde tot een enorme vertraging bij het invoeren van de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen. Spoorwegarbeiders ondergaan de gevolgen van een gebrek aan voorbereiding door de regeringen – zoals het tekort aan mondmaskers – de gevolgen van de verwarring in de gezondheidsaanbevelingen en de late aankondiging ervan.
“Hoewel de atmosfeer de laatste dagen gestabiliseerd is, heeft het enkele weken geduurd en was er een enorme druk van onderaf nodig om te zorgen voor werkomstandigheden die een beetje veilig zijn. Ook nu is nog niet alles geregeld, zeker niet. Tegelijk zijn problemen of tegenstrijdigheden die al bestonden versterkt en zijn er andere opgedoken.
“Helaas zijn er gevallen van besmetting met Covid-19 bij het spoorwegpersoneel. Er is veel steun voor deze collega’s. Minstens één van hen is overleden en anderen vechten tegen de ziekte. Het blijft voor ons dan ook prioriteit dat strikte gezondheidsregels worden toegepast.”
De treinen rijden nog steeds. Hoe wordt het werk georganiseerd?
“Het administratief personeel wordt aangemoedigd om te telewerken. Er waren geen andere oplossingen tijdens de crisis, maar dit brengt veel praktische problemen met zich mee. Het is bijvoorbeeld erg moeilijk om je professionele taken te organiseren terwijl je voor je kinderen zorgt. Deze werknemers beschikken niet over alle gebruikelijke apparatuur en infrastructuur om hun werk in goede omstandigheden uit te voeren. Er zijn ook vragen over de manier waarop ze hun werktijd en recuperatiedagen verantwoorden.
“Een groot deel van het personeel – met name het operationeel personeel – blijft op het terrein werken met een aangepaste dienstregeling (STIN-plan). Het gaat om werkplaatsen, seinhuizen, technici, treinpersoneel, een deel van het loketpersoneel, schoonmaakdiensten, etc. De arbeidsomstandigheden zijn aangepast om sociale afstand toe te laten en een betere hygiëne mogelijk te maken. Deze aanpassingen zijn soms in overleg tot stand gekomen, soms op basis van conflicten. De traditionele organisatie van het werk was uiteraard helemaal niet aangepast aan een situatie van epidemische crisis. Maar bepaalde factoren verergerden de spanningen, zoals de wens van de NMBS-directie om zoveel mogelijk personeel op de werkplek te houden, ook al was dit gevaarlijk voor de gezondheid.
“Het personeel en de vakbonden moesten enorme druk uitoefenen om de nodige maatregelen te eisen. Er waren enkele werkonderbrekingen, onder meer in de tractiewerkplaats van Schaarbeek midden maart. Collega’s moesten aan treinen werken zonder enige garantie dat ze schoon waren en zonder beschermende uitrusting. De sfeer werd erg gespannen op deze werkplaatsen, van waar in het verleden wel eens spontane bewegingen begonnen, zoals in 2016. Het management was terecht bang dat er een brede beweging van het spoorpersoneel zou ontstaan. Maar het grootste ongenoegen kwam uiteindelijk tot uiting in individuele methoden. Het aantal zieken explodeerde omdat collega’s weigerden te werken met gevaar voor hun leven of geen andere mogelijkheid zagen voor bijvoorbeeld kinderopvang.
“De kwestie van het personeel in “risicocategorieën” is nog niet opgelost. Er zijn geen algemene maatregelen genomen om het personeel te beschermen dat de meeste kans heeft op complicaties in geval van besmetting. Deze collega’s worden doorverwezen naar de behandelende artsen, maar hun beslissingen zijn niet altijd consistent. De arbeidsgeneeskundige dienst van de NMBS neemt genoegen met het losjes volgen van de aanbevelingen van Sciensano [het Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid], die onvolledig zijn. Dit probleem wordt individueel en niet collectief aangepakt, met alle problemen van dien. Sommige collega’s gaan bang naar het werk.”
Niemand had deze crisis kunnen voorzien. Is het dan niet logisch dat het even duurt voor er maatregelen worden genomen?
“Deze coronacrisis toont vooral het belang van vakbondsstrijd. De crisis heeft iedereen verrast qua omvang, maar het gevaar van de verspreiding van de epidemie van Azië naar Europa is in februari al op de agenda gezet door afgevaardigden van de Comités Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW) [Noot van de redactie: er zijn 77 CPBW’s binnen de Belgische spoorwegen]. Die afgevaardigden hebben de indruk dat ze niet serieus genoeg zijn genomen. Daarna heeft het werk van veel afgevaardigden op het terrein het mogelijk gemaakt om noodzakelijke aanpassingen te bekomen die de risico’s beperken. Gezondheid en bescherming op het werk zijn onderdeel van de historische strijd van de vakbonden en het staat vandaag opnieuw op het voorplan, wellicht voor lange tijd.”
Hoe hebben de vakbonden precies gereageerd?
“Toen de crisis uitbrak, hebben de drie ‘grote’ vakbonden het voorstel van de directie aanvaard om alle onderhandelingen over crisismaatregelen binnen het ‘sturingscomité’ te houden, een reeds bestaand erg klein paritair orgaan. Dit werd gerechtvaardigd vanuit het belang om de beslissingen erg gecentraliseerd te nemen en door de urgentie ervan. Het kan ook gerechtvaardigd worden door de complexe structuur van het sociaal overleg binnen de Belgische spoorwegen in normale tijden, met bijna honderd officiële paritaire organen. Tot slot werd gezegd dat het moeilijk was om vergaderingen via videoconferentie te organiseren, een argument dat er met de haren werd bij gesleurd.
“Het gevolg was evenwel dat de vakbondsdemocratie de arm werd omgedraaid. In het sturingscomité zitten enkel vakbondsleiders, terwijl de afgevaardigden in de regionale paritaire comités en de CPBW’s tijdens de sociale verkiezingen van december 2019 werden verkozen. Eigenlijk zijn de resultaten van de sociale verkiezingen nu opgeschort. Het feit dat de meeste interne vakbondsvergaderingen afgelast zijn, maakt het alleen nog erger. De organisatie van het vakbondswerk is nu verstoord en afhankelijk van de goede wil van lokale en nationale vakbondsleiders. Vanuit de ‘kleine’ vakbonden werden enkele goede initiatieven genomen, zoals het verzoek om personeel dat hogere risico’s heeft thuis te zetten, maar zonder succes.
“Ondanks al deze moeilijkheden en dankzij intense druk zijn we er toch in geslaagd om overwinningen te behalen bij het afdwingen van beschermingsmaatregelen. Zo werd plexiglas geïnstalleerd bij de loketten (zoals in veel supermarkten), werd ontsmettingsmateriaal verdeeld onder een groot deel van het personeel, werd de schoonmaak van treinen en lokalen ernstiger genomen, kwamen er concessies rond de werkorganisatie, werd de strenge aanpak van zieken opgeschort, … Zonder druk van het personeel en zijn afgevaardigden zouden de meeste van deze maatregelen niet zijn ingevoerd.
“Andere kwesties zijn nog niet opgelost of maar halvelings. Zo heeft de directie in bijna alle diensten een enorme flexibiliteit opgelegd, met het argument dat dit nodig is om de hoge afwezigheidscijfers op te vangen. De directie maakt gebruik van de afgenomen werkdruk in sommige diensten om het personeel verplicht recuperatiedagen te laten opnemen. Er was een grote achterstand op dit vlak door de structurele onderbezetting. Als we met het personeel niet reageren, dan zal de directie deze situatie cynisch benutten. Misschien moeten we collectieve arbeidsduurvermindering met behoud van loon eisen, waarbij deze arbeidsduurvermindering door het personeel zelf wordt georganiseerd? De directie aarzelde niet om haar agenda naar voren te brengen, zelfs indien dit levens in gevaar brengt. Dat moet meer collega’s ertoe aanzetten om ook onze agenda te ontwikkelen.”
“Never waste a good crisis,” zoals Churchill zei?
“Dat is inderdaad wat de directie op een aantal vlakken doet. Een aantal uitzonderlijke maatregelen die nu om gezondheidsredenen noodzakelijk zijn, werden in het verleden bestreden door de vakbonden. Telewerk bijvoorbeeld werd nooit positief onthaald. Het openhouden van loketten in kleine stations is een belangrijke vakbondseis. Maar met het risico op besmetting, moeten we ons aanpassen. Het personeel en de vakbondsafgevaardigden eisten nu vaak de sluiting van loketten, met wisselend succes. De NMBS heeft overal berichten laten plaatsen die reizigers aanmoedigen om alleen de automaten of de website te gebruiken. Een daling van het aantal gebruikers van de ‘fysieke’ loketten, kan achteraf door de directie gebruikt worden voor een verdere afbouw van die dienstverlening.
“Dit zijn debatten die de situatie ingewikkelder maken. De directie zal mogelijk proberen om nadien zoveel mogelijk maatregelen inzake flexibiliteit te behouden. Het is dan ook belangrijk om met de collega’s een krachtsverhouding uit te bouwen, om te wegen in de aanpak van de crisis en de nasleep ervan. Dat is des te belangrijker aangezien in september de onderhandelingen over een protocol van sociaal akkoord worden hervat.
“Als we ons bewust zijn van de gevaren, staan we al sterker. Vooral omdat het belang van de openbare diensten in lange tijd niet zo scherp in het voetlicht werd geplaatst. Wat de risico’s ook zijn, aan ons wordt gevraagd om te blijven werken. Veel collega’s gaan ermee akkoord om te werken, zolang ze goed beschermd zijn en zolang het gaat om het garanderen van essentiële trajecten. Daarover is er ook veel discussie. Er is heel wat hypocrisie rond de quarantaine: bedrijven die niet essentieel zijn, blijven toch draaien om de winsten te garanderen. Het kapitalisme richt bovendien veel sociale schade aan die een quarantaine moeilijk maakt. Leg aan een dakloze maar eens uit dat hij in zijn kot moet blijven…”
Wat verwacht je de komende weken?
“We hebben enkele overwinningen geboekt met de vakbonden, maar deze verschillen sterk naargelang de werkplek aangezien ze sterk afhankelijk zijn van plaatselijke krachtsverhoudingen. Misschien was het beter geweest om de strijdbaarheid die op bepaalde werkplekken bestond te gebruiken om toegevingen af te dwingen voor alle collega’s. We zullen geleidelijk aan een balans moeten opmaken waarin al deze ervaringen opgenomen worden zodat we in de toekomst sterker staan.
“We zijn op weg naar een geleidelijke exit uit de quarantaine in ons land. Wellicht zullen op middellange termijn enkele activiteiten geleidelijk hervat worden, terwijl grote bijeenkomsten nog steeds zullen verboden zijn. We hebben een plan nodig om te antwoorden op de vragen die deze nieuwe fase met zich meebrengt. Het gaat om zeer praktische zaken, zoals de kwestie van mondmaskers voor personeel dat in contact komt met gebruikers. Maar ook meer omstreden kwesties: we kunnen niet aanvaarden dat de CPBW’s en de paritaire organen opgeschort blijven.
“We moeten ook werken aan enkele lopende dossiers: een oplossing voor personeel dat een hoger risico loopt, de waakzaamheid voor beschermingsmaatregelen hoog houden, het naleven van de regelgeving rond recuperatiedagen, …
“Deze gebeurtenissen tonen ook het belang van de verdediging van het statuut van het spoorpersoneel. Dit staat was een echte bescherming tijdens deze crisis. We zien dat werknemers in de privé er vaak veel slechter aan toe zijn. De afgelopen jaren is het aandeel van contractuelen bij de spoorwegen aanzienlijk toegenomen, maar we hadden een voldoende krachtsverhouding om hen te beschermen. De verdediging van het statuut, de eis dat contractuelen statutair worden aangeworven, het terug insourcen van uitbestede diensten, … dat zijn allemaal zaken die we op de agenda moeten zetten. Een deel van de schoonmaak van de treinen is al jaren uitbesteed. Dit droeg bij tot de chaos die er eind maart was: een privaat bedrijf liet de NMBS op het slechtst mogelijke moment in de steek.
“Tot slot is er nood aan een echt actieplan tegen de liberalisering van de spoorwegen. Het is ironisch dat politici en bedrijfsleiders die gisteren nog absolute aanhangers van de vrije markt waren, vandaag het belang van de openbare diensten moeten erkennen. We maken ons echter geen illusies over deze mensen: zij verdedigen de liberalisering van de spoorwegen. In Groot-Brittannië heeft de crisis ertoe geleid dat de spoorwegmaatschappijen van het faillissement werden gered door ze in publieke handen te nemen. In België vroeg de regering aan de NMBS om een dienstregeling “van openbaar nut” op te zetten, zelfs indien die financieel verlieslatend is. Dit zou niet mogelijk zijn volgens de winstlogica. We zullen dit niet vergeten eens de crisis voorbij is.
“De gevolgen van het neoliberale beleid zijn rampzalig. Het vernietigt essentiële infrastructuur die echt nodig is voor de bevolking. Dit was nooit zo zichtbaar als vandaag in de zorgsector. De vakbonden zouden een grote gezamenlijke campagne moeten opzetten om de openbare diensten te verdedigen. Wat het spoor betreft, is er behoefte aan toegankelijk, efficiënt openbaar vervoer dat over voldoende middelen beschikt. Er is nog tijd om het liberaliseringsproject te blokkeren!”