De vijfde treinramp sinds begin 2012 toont hoe verregaand de gevolgen van zo’n catastrofe kunnen zijn. Honderden inwoners van Wetteren werden geëvacueerd, sommigen konden pas weken later terug naar huis. Er viel zelfs een dode. De exacte impact van de vervuiling op mens en milieu kan nog niet ingeschat worden. Het gaat om een sociale en ook een ecologische ramp.
De meeste aandacht ging naar de gevolgen van de ramp in Wetteren en de wijze waarmee met die gevolgen werd omgegaan. De chaotische communicatie van de N-VA-gouverneur van Oost-Vlaanderen werd in het parlement tot hoofdpunt van het debat uitgeroepen. Natuurlijk is er bij een ramp van deze omvang nood aan een strak rampenplan, wat meteen impliceert dat er voldoende wordt geïnvesteerd in veiligheidsdiensten (brandweer, civiele bescherming,…) om een rampenplan te kunnen uitvoeren en zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen verschaffen aan de getroffen inwoners.
Er was amper aandacht voor de vraag hoe deze ramp mogelijk was. Als er al aandacht voor was, werd gewezen op de individuele verantwoordelijkheid van de Nederlandse bestuurder die te snel zou gereden hebben. Waar niets over wordt gezegd, is dat het goederenvervoer op alle vlakken steeds meer in handen komt van cowboys voor wie veiligheid een ‘kost’ is die de winst in de weg staat.
Transport over het spoor is potentieel bijzonder veilig. Maar dan moet wel geïnvesteerd worden in degelijk onderhouden infrastructuur en dan moet het transport zelf zo veilig mogelijk worden georganiseerd. Dat gebeurt niet met allerhande private operatoren die tegen elkaar concurreren en daarbij steeds slechter betaald personeel inzetten met steeds slechter onderhouden materieel. De toestanden op de weg met vrachtwagenchauffeurs die uit lageloonlanden worden overgebracht om hier te rijden, dreigen ook op het spoor ingang te vinden. Met ladingen die dood en vernieling kunnen teweegbrengen, is dat totaal onverantwoord.
Sinds begin 2012 zijn er al vijf ongevallen geweest. Maatregelen om ongevallen te voorkomen – zoals investeringen in betere veiligheidssystemen, in degelijk onderhoud en in attent en goed geschoold personeel (wat degelijke arbeidsvoorwaarden, opleidingen en loon vereist) – passen niet in het geliberaliseerde plaatje waar concurrentie en winsten centraal staan.
In plaats van te besparen op personeel en veiligheid, is er net nood aan een nieuwe publieke investering. In bedrijven met gevaarlijke productie worden terecht strenge normen opgelegd, maar deze regels (zoals Seveso-normen) gelden vandaag niet voor transportroutes. Met het huidige beleid van liberalisering zal daar geen verandering in komen. Europese eenmaking betekent vandaag niet dat overal dezelfde veiligheidsmaatregelen worden genomen, enkel de winsthonger is eengemaakt. Een uniforme beveiliging van het spoorverkeer zou nochtans een belangrijke stap vooruit zijn waardoor menselijke fouten minder gemakkelijk mogelijk zijn. Bij gevaarlijk transport zou bovendien extra personeel kunnen ingezet worden om de risico’s verder te beperken.
De ramp in Wetteren was te vermijden en gelijkaardige rampen in de komende maanden kunnen eveneens afgewend worden. Maar dan is er wel nood aan een drastische koerswijziging waarbij de winsthonger van de (spoor-) wegen wordt gehaald. Het personeel is het beste geplaatst om te weten hoe de veiligheid kan geoptimaliseerd worden. In plaats van hen als citroenen uit te persen, zou het personeel – samen met de gemeenschap in het algemeen – zelf het beheer en de controle moeten overnemen. Opkomen voor vervoer dat in publieke handen is en gericht op de behoeften van iedereen – met inbegrip van de behoefte aan veiligheid en een leefbaar milieu – vormt een onderdeel van de strijd voor een andere samenleving.